Abstract: | Ruim een jaar na de verkapte staatsgreep in Algerije in januari 1992 en de erop volgende afgelasting van de parlementsverkiezingen lijkt de politieke stabiliteit in het land verder weg dan ooit. Vrijwel dagelijks vinden aanslagen plaats op militairen, politieagenten en politici. De golf van geweld geeft aanleiding om te denken in termen van twee onverzoenlijke tegenpolen, het leger en de islamitische beweging. De werkelijkheid is echter gecompliceerder. Niet alleen is sprake van onderlinge verdeeldheid in beide kampen, maar ook van gemeenschappelijke historische wortels. Zowel de militairen als de islamisten trachten zich het Algerijnse nationalisme, met al zijn verwijzingen naar de onafhankelijkheidsoorlog, toe te eigenen. Dit artikel zet uiteen, dat het juist de ontwikkelingen na de onafhankelijkheid, vooral sinds het begin van de jaren tachtig, zijn die de huidige impasse creëerden. De auteur gaat in op de invloed van het leger op de politiek, het petro-socialisme van Boumediene, de nieuwe koers van het FLN na de dood van Boumediene in 1978, de opstand van 1988 en de rol van het FIS (Front islamique du salut). Hij concludeert dat de aanpak van de sociaal-economische problemen van wezenlijk belang is voor het slagen van een politieke oplossing van de Algerijnse impasse. Noten, samenv. in het Engels (p. 304). |